Niewsbrief

Tuinjaar

Verzorging van kamerplanten

Bij het aanbreken van de winter hebben kamerplanten te lijden onder een gebrek aan licht en, met het begin van het stookseizoen, onder droge en stoffige lucht. De planten moeten nu dus bijzondere aandacht en verzorging krijgen.

U heeft nodig:
Accessoires: gieter voor binnenshuis, waterspuit of plantenspuit, luchtbevochtiger of open waterbakjes, doek of zachte borstel om stof van grote bladeren te verwijderen, ongediertebestrijdingsmiddel indien nodig, thermometer voor binnenshuis, hygrometer.

Instructies

  • Zet de planten zo helder mogelijk, bij voorkeur direct voor het raam of op de vensterbank. (Al op een meter afstand van het raam is de lichtintensiteit slechts ongeveer de helft). Te weinig licht doet de scheuten verdorren, de bladeren vergelen en afvallen, en de plant als geheel achteruitgaan. Soorten met bonte bladeren worden groen op een te donkere standplaats en verliezen hun mooie bladtekening.
  • Aangezien de groei in de wintermaanden vertraagt en er minder water verdampt, hoeft u maar weinig water te geven; maar pas de watertoevoer aan de kamertemperatuur aan. Het beste is om met uw vinger te controleren hoe droog de grond is voordat u water geeft.
  • Stuif grote bladeren regelmatig af, zodat ze zoveel mogelijk licht kunnen absorberen.
  • Controleer regelmatig op ongedierte; in het donkere seizoen en tijdens de verwarmingsperiode hebben de planten meer te lijden.
  • Verhoog de luchtvochtigheid in verwarmde kamers, bijvoorbeeld door open waterbakjes op radiatoren of vensterbanken te plaatsen of door speciale keramische luchtbevochtigers aan de radiator te hangen. Vooral trips en spint verspreiden zich in droge binnenlucht.
  • Als de planten warm worden gehouden, slechts eenmaal per maand bemesten tijdens de wintermaanden; in koele ruimten helemaal niet bemesten tot het voorjaar.
  • De planten plaatsen naargelang hun behoeften. Alpenviolen bijvoorbeeld hebben een lichte en koele standplaats nodig (max. 16 °C), camelia's die knoppen dragen, hebben een hoge luchtvochtigheid en ook vrij lage temperaturen (max. 15 °C) nodig, anders laten ze hun knoppen vallen.